Fotografie in mensentaal: de lens

Dit is de tweede aflevering in de reeks ‘Fotografie in mensentaal’. In 5 artikels vertel ik meer over de body, de lens, de flitser, de accessoires en de software die bij fotografie komen kijken. Lees meer in de proloog.

Een Nikon 18-55 objectiefEen fototoestel vangt licht op, en legt dit vast op de sensor of op een filmpje. Dat licht komt de camera binnen via de opening vooraan. Op die opening zit een lens gemonteerd.

“Lens” is eigenlijk een verkeerd woord. Als we over de lens van een camera spreken, bedoelen we eigenlijk het objectief.

Eén objectief bestaat uit meerdere lenzen.

Een lens is een glazen schijfje waardoor het licht valt en gebundeld wordt.
Een objectief van een camera is een compleet voorzetstuk dat op een camera kan geschroefd worden, dat uit meerdere (evt. bewegende) lenzen bestaat.

Gemakshalve wordt er in de volksmond echter over ne lens gesproken wanneer we eigenlijk het objectief bedoelen.

Het objectief is een noodzakelijk element van een fototoestel. Het objectief vangt het licht op en leidt het gericht door het diafragma. Het diafragma maakt ook deel uit van het objectief, in tegenstelling tot de sluiter, die zich op de body bevindt.

Meer over de body, over sluitertijd en over diafragma, kan je lezen in de aflevering van gisteren.

Indelingen

Er zijn een aantal manieren om objectieven in te delen in categorieën.

Objectieven worden opgedeeld in twee grote groepen:

  • objectieven met vaste brandpuntsafstand
  • objectieven met variabele brandpuntsafstand

De brandpuntsafstand is de afstand van de eigenlijke lens, waar het licht binnenvalt, tot aan het diafragma. Hoe groter deze afstand, hoe verder we ‘kijken’ met onze lens.

Om dus in te zoomen op een voorwerp of een beeld, moet de brandpuntsafstand vergroten. Bij verwisselbare objectieven, bij reflexcamera’s, wordt de optische zoom dus niet uitgedrukt in een aantal keer (zoals bij compactcamera’s: “4x optische zoom”), maar in brandpuntsafstand: 200 mm brandpuntsafstand is 10 x zoom t.o.v. 20 mm brandpuntsafstand.

Objectieven met een vaste brandpuntsafstand zijn lenzen waarvan de brandpuntsafstand niet kan aangepast worden. Er kan m.a.w. niet gezoomd worden met deze lenzen, in tegenstelling tot objectieven met een variabele brandpuntsafstand, waar je door het draaien aan een ring het objectief en dus de brandpuntsafstand langer kan maken. Daarom worden deze laatste ook wel eens zoom-objectieven of simpelweg zoomlenzen genoemd.

Ikzelf ben in het bezit van 2 objectieven, allebei van Nikon:

  • Nikkor 18-200 mm f/3.5-5.6 VR
  • Nikkor 50 mm f/1.8

Het eerste objectief is een zoomlens: de brandpuntsafstand varieert van 18 tot 200 mm. Daarbij varieert ook het maximaal doorgelaten hoeveelheid licht: bij 18 mm (uitgezoomd) is het f-getal 3.5, bij 200 mm (ingezoomd) is dit maar 5.6 meer. Dit wil dus zeggen dat bij een grotere zoom-afstand langere sluitertijden nodig zijn om een foto goed te belichten!

Nikkor 18-200 mm op 18 mm Nikkor 18-200 mm op 200 mm

Over het f-getal lees je meer in de aflevering van gisteren. Over die VR die nog bij de naam van dit objectief vernoemd wordt, hoor je straks meer.

Het tweede objectief is er eentje dat niet kan zoomen. Dit is een heel goedkoop lensje waarvan de brandpuntsafstand vast 50 mm is. Ik heb dit objectief gekocht omwille van drie troeven: het is een goedkoop lensje, het is een licht lensje, en het laat enorm veel licht binnen, waardoor korte sluitertijden mogelijk zijn. Dat zie je aan het minimaal f-getal: 1.8.
Het nadeel is uiteraard dat je niet kan zoomen, maar daarvoor heb je benen gekregen: om voorwaarts en achterwaarts te lopen 🙂

Nikkor 50 mm

Groothoek, standaard en tele

Een ander criterium om objectieven op te delen, is in de beeldhoek die ze aankunnen. Een objectief met een korte brandpuntsafstand ‘ziet’ een wijde hoek (een breedhoek), terwijl een objectief met een lange brandpuntsafstand heel ver ziet, maar wel onder een beperkte hoek.

Aan de hand hiervan worden objectieven vaak opgedeeld in drie categorieën:

  • groothoek
  • standaard
  • tele

Waarbij groothoeklenzen de objectieven zijn die als minimale afstand 12 mm of zelfs minder hebben, en eventueel een speciale fish-eye-lens hebben, om een beeldhoek van 180 graden of zelfs meer te hebben.

Standaard hoeken variëren tussen de 20 en de 70 mm. De kitlens bij een Nikon D40 bv. is een 18-55mm zoomlens, en wordt gezien als een standaardlens.

Tele-objectieven of zoomlenzen tenslotte gaan van 70 mm tot 200 of zelfs meer. Een 70-200 mm bv. is tele-objectief, waarmee je flink kan inzoomen.

Verschillende zoomstanden van de 18-200

Om het onnodig wisselen van objectieven te vermijden, bestaan er ook zoom-objectieven die de hele reeks van standaard tot tele dekken. Dit zijn superzooms. Mijn 18-200 mm objectief bv. gaat van een vrij grote hoek naar een vrij verre zoom. Deze objectieven hebben als voordeel hun veelzijdigheid, maar als nadeel de grotere vervorming of distortie (zie verder).

Kitlenzen

Zoals reeds eerder gezegd, wordt een body van een digitaal reflextoestel verkocht zonder objectief, zonder lens. Er moet apart een objectief aangekocht worden, en op de body vastgeschroefd worden. Dit levert je de vrije keuze in welk objectief je gebruikt. De uitzondering op deze regel is de nieuwe Nikon D40 – deze wordt voorlopig enkel in combinatie met een objectief verkocht.

De fabrikanten van digitale reflexcamera’s bieden vaak een kitlens aan. Een kit is een voordelig pakket van camerabody en objectief in één doos, waarbij je bij de body een standaardobjectief krijgt aan sterk verminderde prijs, dat bovendien goed bij de body in kwestie past.

Bij de Nikon-toestellen bv. worden de D40 en de D50 in kit verkocht met een 18-55 mm objectief, de D70 met een 18-70 mm objectief, en de D80 met een 18-70 mm of een 18-135 mm objectief.

Hoeveel voordeel doe je hierbij? Bij een bekende Duitse fotowinkel betaal je 1.149,90 euro voor een kit D80 + 18-135 mm objectief. In diezelfde winkel betaal je 849,90 euro voor de D80 body en 419,90 euro voor het 18-135 mm objectief; de kit levert dus een prijsbesparing van 119,90 euro op.

Distortie / vervorming

Een objectief is een complexe glazenwinkel: een reeks bolle en holle lenzen werken optimaal samen om je het goede beeld te geven.

Bij een zoomobjectief bewegen de lenzen onderling t.o.v. elkaar, en verandert de beeldvorming. Het is dan ook onmogelijk om op elke zoomafstand een perfect beeld te bewaren, enige beeldvervorming is onvermijdelijk.

Zo’n beeldvervorming of -distortie wordt cushion and barrel distortion genoemd. Aan het korte eind van de zoom (breedhoek) krijg je kussenvervorming, waarbij de zijkanten van de foto ingedeukt lijken; aan het verre eind (tele) krijg je tonvervorming: de zijkanten bollen op.

Ton- en kussenvervorming

Dit soort vervorming is onvermijdelijk bij zoomobjectieven, maar hoe groter het zoombereik, hoe groter de vervorming zal zijn. Daarom verkiezen professionele fotografen een 18-70 mm samen met een 70-200 mm objectief boven één 18-200 mm objectief. Bovendien kost een superzoom-objectief vaak meer dan de afzonderlijke objectieven samen.

Deze vervorming heeft gelukkig wel het voordeel dat deze perfect symmetrisch loopt, en dus softwarematig, met programma’s als Photoshop, kan uitgeschakeld worden. Maar dat vraagt natuurlijk bewerkingswerk achteraf.

Wat betreft de distortie op de Nikon-objectieven die ik ken:

  • mijn 50 mm objectief geeft geen distortie, maar dat is dan ook een objectief met vaste brandpuntsafstand
  • mijn 18-200 mm objectief geeft een duidelijke vervorming op de uiteinden, maar het is niet superstorend, en ze is perfect softwarematig weg te werken
  • de 18-55mm en 18-70mm objectieven, die bij de D50 kit en de D70 kit geleverd worden, leveren een zeer aanvaardbare vervorming op
  • de 18-135 mm kitlens van de D80 levert een naar het schijnt onaanvaardbare (te extreme) vervorming op

Diafragma en lichtsterkte

Over diafragma’s en de invloed op belichting en foto’s kon je in de aflevering van gisteren reeds alles lezen.

Het diafragma maakt deel uit van het objectief. De hoeveelheid licht die een lens doorlaat, wordt uitgedrukt aan de hand van het f-getal. Elk objectief heeft voor elke zoomstand een minimaal f-getal (groot diafragma) en een maximaal f-getal (klein diafragma). Voor mijn 50 mm objectief bv. varieert dit van f/1.8 tot f/22.

Bij de naam van een objectief wordt vaak het minimale f-getal (grootste diafragma) meegegeven, bijvoorbeeld:

  • Nikkor 50 mm f/1.8
  • Nikkor 18-200 mm f/3.5-5.6: minimum f/3.5 bij 18 mm en f/5.6 bij 200 mm

Hoe kleiner dit getal, hoe meer licht het objectief doorlaat, en hoe korter je je sluitertijden dus kan houden, en hoe beter je in donkere situaties dus scherpe foto’s kan trekken!

Scherpstelling

Als een objectief een beperkte scherptediepte biedt, wil dat zeggen dat de camera moet weten op welk deel uit je foto er scherpgesteld moet worden: bv. op de persoon die in een bos poseert, of op het bos zelf?

Hiervoor bevinden zich in de zoeker van de camera scherpstelvelden. De eigenlijke scherpstelling gebeurt meestal door de camera, maar wel hand in hand met het objectief.

Bij automatische scherpstelling krijgt de camera informatie door van het objectief, en vervolgens stuurt de camera de lenzen in het objectief aan, zodat het gewenste object scherpgesteld wordt.

Bij manuale scherpstelling kijk je door de zoeker, en draai je aan de scherpstelring van het objectief om scherp te stellen.

Elk objectief heeft een scherpstelring: een ring waaraan je kan draaien om de focus van het objectief te veranderen. Deze ring wordt normaal gezien aangestuurd door de camera zelf (automatische scherpstelling), maar je kan er ook zelf aan draaien (manuele scherpstelling).

Om deze ring automatisch te laten draaien, is er een motor nodig. Dit motortje kan zich in de camera bevinden, of in het objectief.

Goedkope objectieven bevatten geen motor, en moeten dus door de camera aangestuurd worden. Mijn 50 mm objectief bv. is een AF-objectief (AutoFocus), maar moet door een body aangestuurd worden. Als er dus geen motor in de body aanwezig is, kan er niet automatisch scherpgesteld worden, enkel manueel.
Bij de digitale reflexcamera’s van Nikon bv. heeft de D40 géén motor aan boord – automatische scherpstelling is dus enkel mogelijk bij objectieven met een ingebouwde motor.

Dit is bijvoorbeeld het geval voor mijn 18-200 objectief; dit is een objectief van het type AF-S, en bevat een ingebouwde, stille (silent) motor. Deze motor kan dus aangedreven worden door elke moderne camera, bijvoorbeeld ook de Nikon D40.

VR

Wanneer een objectief niet genoeg licht doorlaat om een compositie voldoende te belichten, moet de sluitertijd verhoogd worden. Lange sluitertijden kunnen echter bewegingsonscherpte opleveren, waardoor het gebruik van een statief zich opdringt vanaf 1/40ste seconde of langer.

Om dit effect wat tegen te gaan, beschikken veel camera’s tegenwoordig over een ingebouwde beeldstabilisator. Dit is een intelligent systeem dat de bewegingen van de hand detecteert, en ze tegenstuurt, zodat het uiteindelijke beeld stabiel blijft. Een ingebouwd statief, als het ware.

Bij Nikon en Canon zit deze technologie voor de reflexcamera’s niet in de body, maar in het objectief. Het nadeel is dat dit flink dure objectieven oplevert, en dat je de bewegingsstabilisatie niet kan gebruiken bij bestaande objectieven, maar het wérkt wel.

Hieronder een voorbeeldfoto. Beide foto’s zijn getrokken met een (lange) sluitertijd van 1 seconde, met de losse hand. De linkse foto is getrokken mét beeldstabilisatie, de rechtse zonder.

VR demo

Bij KenRockwell.com zie je ook een aantal voorbeeldfoto’s die getrokken zijn met de Nikkor 18-200mm lens van Nikon, mét beeldstabilisator.

De technologie laat je toe om met een heel vaste hand tot 1 seconde te gaan, en nog aanvaardbare foto’s te houden.

Bij Nikon heet de technologie VR (Vibration Reduction), bij Canon is het IS (Image Stabilisation). Beide technologieën komen echter op hetzelfde neer. Bij sommige B-merken wordt ook wel eens gesproken van OS (Optical Stabilisation).

Fitting en alternatieve merken

Om het objectief op de camerabody “vast te schroeven” is een degelijk en stofdicht systeem nodig. Dit systeem verschilt van fabrikant tot fabrikant, en heet de mount of fitting.

Binnen eenzelfde merk hebben alle reflexcamera’s normaal gezien dezelfde fitting, zodat objectieven probleemloos op meerdere camera’s van hetzelfde merk kunnen gebruikt worden. Dit zorgt er wel voor dat je redelijk vast hangt aan een merk, eens je objectieven in huis gehaald hebt.

Bij Nikon wordt al jaren de zogenaamde F-mount gebruikt. Deze werd ook al gebruikt op oude, analoge toestellen, zodat objectieven van 20 jaar oud nog steeds passen op een moderne Nikon-reflexcamera. Weet wel dat niet alle snufjes op de camera kunnen gebruikt worden als er geen elektronica in het objectief aanwezig is. Een oud objectief op een Nikon D40 bv. zal manueel moeten scherpgesteld worden.

De fitting van het objectief is niet uniek voorbehouden aan een merk. Dat wil zeggen dat je je voor je objectieven niet hoeft te houden aan het merk van je camera.

Merken als Tamron, Sigma en Tokina bijvoorbeeld bieden vaak goedkopere alternatieven voor de merklenzen, die met aangepaste fittingen verkrijgbaar zijn. Op een Canon-toestel kan je dus Canon-objectieven gebruiken, maar even goed Tamron-objectieven met Canon-fitting.

En verder

Met het verschil tussen zoom- en vaste-brandpuntsafstand-objectieven, het verschil tussen groothoek, standaard en tele, wat uitleg over distortie, vr en de focusmotor van een lens, aandachtspunten rond lichtsterkte en uitleg over de fitting, is het belangrijkste gezegd waarop je moet letten bij een objectief.

Enkele andere aandachtspunten:

  • Schaduw
    Nog een nadeel van superzoom-objectieven (die een zoomgamma van groothoek tot tele aanbieden), is dat ze groot en lang zijn. Dit levert niet alleen flink wat gewicht op tijdens het wandelen, maar zorgt er ook voor dat soms een schaduw van het objectief kan zichtbaar zijn!
    Bij de Nikkor 18-200 VR bv. is het objectief op 18 mm (groothoek) zo lang dat bij gebruik van de (interne) flitser er onderaan een halve cirkelschaduw zichtbaar is op de foto.
    Oplossing: een ander objectief gebruiken, meer inzoomen of een externe flitser gebruiken.

Schaduw van de Nikkor 18-200

  • Vignettering
    Nog een kenmerk dat lange objectieven wel eens durven hebben, is vignettering. Dit is een fenomeen waarbij in de vier hoekjes van de foto minder licht binnenvalt, waardoor de hoekjes wat donkerder uitslaan. Op zich is dit meestal niet storend, en kan het probleemloos softwarematig (met bv. Photoshop) weggewerkt worden.
  • Zonnekap
    Bij sommige objectieven heb je de mogelijkheid om een zonnekap te gebruiken. Een zonnekap is een opzetstuk voor het objectief, dat je kan gebruiken bij buitenfoto’s in fel zonlicht. De zonnekap vermijdt dat er rechtstreeks zonlicht in de lens valt, wat overbelichting kan veroorzaken.
    Bij de Nikkor 18-200 krijg je de zonnekap erbij.

Nikkor 18-200 mm op 18 mm, met zonnekap

Morgen de derde aflevering in deze reeks. Dan vertel ik meer over de flitser.

60 thoughts on “Fotografie in mensentaal: de lens”

  1. Na al veel van je gelezen te hebben over het diafragma, blijf ik toch nog met ‘n vraag zitten. Het volgende: mijn camera-body heeft een diafragma van F3,5 tot F22. Mijn groothoeklens heeft een diafragma van F3,5. Mijn vraag nu is, of het zin heeft om het diafragma van de camera-body bijvoorbeeld op F18 te zetten?? Dit zit er uiteindelijk niet voor niets op denk ik dan.

    1. ik geloof dat een “camera-body” geen lens heeft en daarom ook geen diafragma ? een camera-body is een camera zonder lens.

Reageer!