Dit is de eerste (en ook langste) aflevering in de reeks ‘Fotografie in mensentaal’. In 5 artikels vertel ik meer over de body, de lens, de flitser, de accessoires en de software die bij fotografie komen kijken. Lees meer in de proloog.
Fotografie begint bij een fototoestel. Naast de fotograaf is het fototoestel een basisvereiste, denk ik. De beste lens ter wereld is alleen nuttig als decoratiestuk als er geen ‘body’ aanhangt.
Bij compactcamera’s – de meerderheid van de gewone consumententoestelletjes – zijn body en lens geïntegreerd. De lens is m.a.w. een vast onderdeel van het totale toestel, en je hebt dus niet te kiezen met welke lens je werkt. Het enige wat je eventueel kan, is een lensconvertor gebruiken. Mijn compactcamera bv. (Nikon Coolpix 4500) heeft een ingebouwde lens met 4x optische zoom, maar ik kan er een teleconvertor voor extra zoom, of een breedhoekconvertor voor een extra grote hoek, op vastschroeven.
Dat is anders bij reflexcamera’s. Bij deze meer professionele camera’s bevat het toestel zelf geen lens (zie foto, Nikon D80 body). Dat is ook niet vreemd: er is zo’n grote keuze aan lenzen voor alle mogelijke gelegenheden, dat het een serieuze beperking zou zijn als elke lens vast zat aan één toestel. Een natuurfotograaf wil een superzoomlens, terwijl een portretfotograaf een korte, lichtgevoelige lens zal willen. Door body en lens te scheiden, kunnen beide fotografen dezelfde body gebruiken, en kan er voor elke gelegenheid de optimale lens op het toestel geklikt worden.
Over lenzen lees je meer in het artikel van morgen.
Vandaag de body, het eigenlijke lijf van het toestel. De functie van die body is om het binnenkomende licht van de lens op te vangen, en dat netjes naar de sensor (of de film, bij analoge toestellen) te leiden en te verwerken.
Bij dat verwerken komt natuurlijk heel wat kijken: op de ruwe lichtdata worden parameters en bewerkingen toegepast zoals witbalans, verzadiging en ruisonderdrukking.
De body is ook het ‘brein’ van het complete toestel, en stuurt randapparaten zoals lens en flitser aan. De body meet het licht uit de lens, ontvangt gegevens over de zoomstand van de lens, en bepaalt op basis daarvan de optimale sluitertijd en diafragma. En de body stuurt ook aan wanneer de flitser mag afgaan, en met welke intensiteit.
Sluitertijd en diafragma
Wat is dat met die sluitertijd en dat diafragma?
Die twee samen bepalen de belichting van een foto.
Het diafragma is de opening van de lens waardoor het licht valt. Hoe groter die opening, hoe meer licht er door kan, dat is logisch. Er is echter nog een tweede effect: de grootte van de opening, bepaalt ook de scherptediepte van de foto. Hoe kleiner de opening, hoe meer scherptediepte.
Zie onderstaande collage voor een voorbeeld van scherptediepte. De collage toont vier keer dezelfde scene, maar vier keer bij een ander diafragma, van groot (linksboven, onscherp) naar klein (rechtsonder, scherp). De sluitertijd wordt langer naarmate het diafragma kleiner wordt.
Er werd telkens scherpgesteld op de kerststal, dus hoe verder van de kerststal af, hoe groter de onscherpte.
(klik op de afbeelding om deze te vergroten)
Om goed het effect te zien, zoomen we in op de Mickey Mouse kerstkaart op de achtergrond.
Niet alleen de opening van het diafragma zelf, maar ook de lengte van de lens (de brandpuntsafstand) is van belang bij het bepalen van de hoeveelheid licht die door een lens komt. Door een korte lens komt veel meer licht dan door een lange tunnel van een zoomlens. Daarom o.a. kost een goede, lichtgevoelige zoomlens veel geld.
Omwille hiervan wordt het diafragma van een lens (de lichtsterkte van een lens) altijd uitgedrukt in een verhouding van de lengte van de lens over de opening van de lens. Deze breuk geeft als resultaat het f-getal. De opening van het diafragma staat onderaan in de breuk, dus er geldt: hoe gróter die opening, hoe kléiner het f-getal. Een kleiner f-getal betekent dus: méér licht. De meeste lenzen bieden hebben een minimaal f-getal tussen de 3 en 6, duurdere – lichtsterke – lenzen hebben kleinere f-getallen. Een f/1.4 lens geldt als een zeer lichtsterke lens.
Een tweede factor die de belichting van een foto bepaalt, is de sluitertijd. De sluiter bevindt zich op de body, en is een klepje dat alle licht volledig afsluit van de sensor of het filmpje. Bij reflexcamera’s is dit klepje een spiegeltje dat het licht naar de zoeker kaatst, en daarom wordt er ook wel eens gesproken van een spiegelreflexcamera.
Op het moment dat een foto getrokken wordt, klapt dat klepje open, zodat er even licht op de sensor of het filmpje valt, en daarna sluit het weer. De periode dat het klepje open is, is de sluitertijd.
Alweer een logische besluitvorming: hoe langer de sluiter open is, hoe meer licht er binnen kan. Maar ook hier weer zijn er neveneffecten: een foto is een momentopname, en hoe langer dat moment duurt, hoe meer je beweging ziet. Als je van een woeste waterval een foto neemt met een sluitertijd van 1/2000ste seconde, zal het water volledig stil staan op de foto. Trek je echter een foto met een sluitertijd van 1/30ste seconde, dan zal je een bewegende stroom water zien.
Op onderstaande foto zie je de handen van mijn vrouw een kerststal boetseren. De sluitertijd varieert van snel (linksboven) tot traag (rechtsonder), en je ziet de beweging van de handen bij langere sluitertijden. Uiteraard werden deze foto’s genomen met behulp van een statief.
(klik op de afbeelding om deze te vergroten)
Ook de beweging van de camera wordt zichtbaar vanaf een bepaalde sluitertijd. Met een schuddende camera kan je op 1/2000ste seconde sluitertijd een scherpe foto maken, maar zelfs de meest vaste hand kan zonder statief geen scherpe foto maken op 5 seconden sluitertijd. Vanaf een sluitertijd van 1/40ste seconde, is een statief aangewezen.
Aangezien zowel sluitertijd als diafragma iets doen met de belichting van een foto, is er uiteraard een relatie tussen beiden. Hoe kleiner het diafragma wordt, hoe langer de sluitertijd zal moeten zijn om eenzelfde hoeveelheid licht op een foto te laten vallen. Hoe korter de sluitertijd, hoe groter het diafragma zal moeten zijn.
Meestal laten we de camera zelf de optimale relatie tussen deze twee bepalen. In de ‘AUTO’ stand, die de meeste camera’s hebben, zal de camera het aanwezig licht door de lens meten, en aan de hand daarvan de sluitertijd en het diafragma berekenen. Is de sluitertijd zelfs bij het grootste diafragma te lang, dan zal de camera de flits inschakelen, die de hoeveelheid licht vergroot, en dus de sluitertijd korter maakt, en het risico op bewegingsonscherpte minimaliseert.
De meeste goede camera’s hebben echter naast de AUTO-stand nog vier standen: P, S, A en M.
PSAM
In de P-stand (Program) laten we de camera automatisch de optimale relatie tussen sluitertijd en diafragma berekenen. Eigenlijk komt deze stand voor een groot deel overeen met de AUTO-stand, met dat verschil dat de camera een aantal beslissingen aan de gebruiker overlaat, bv. of de flits gebruikt moet worden of niet. De camera bepaalt een sluitertijd en een diafragma, en biedt daar eventueel een aantal alternatieven voor.
Op de collage ter illustratie van de scherptediepte hierboven zie je hoe verschillende combinaties van sluitertijd en diafragma telkens dezelfde belichting opleveren:
- f/1.8 – 1/20ste seconde
- f/5.6 – 1/2de seconde
- f/10 – 1,5 seconde
- f/22 – 6 seconden
In de S-stand (Shutter priority) stellen we zélf de sluitertijd in, en de camera bepaalt aan de hand daarvan het nodige diafragma. Ik trek bv. een sportgebeurtenis, en wil zeker zijn van een scherpe foto: dan stel ik de sluitertijd in op 1/2000ste seconde, en ik laat de camera ervoor zorgen dat ik op die sluitertijd een goed belichte foto heb. Of ik wil een autostrade trekken en duidelijk de beweging van de auto’s zien, dus ik neem een statief, en neem een trage sluitertijd van 1/2 sec, en ik laat de camera zelf bepalen hoe piepklein het diafragma moet zijn om bij deze lange sluitertijd geen overbelichte foto te krijgen.
In de A-stand (Aperture priority) doe ik net het omgekeerde. Ik stel het diafragma in, en laat de camera de bijhorende sluitertijd bepalen. Ik wil bv. een foto trekken met een beperkte scherptediepte, dus ik stel het diafragma zeer groot in (grote opening = klein f-getal, bv. f/1.4) en ik laat de camera de bijhorende – korte – sluitertijd berekenen.
In de M-stand tenslotte (Manual) informeert de camera mij alleen over de aanwezige belichting, maar ik heb zelf volledig de sluitertijd én het diafragma in de hand. Ik bepaal beiden met instelwieltjes op de camera, en de camera informeert mij aan de hand van een belichtingsmeter of die instellingen mij een onder- of een overbelichte foto zal opleveren.
Uiteraard kan een camera ook niet toveren. Als ik op een feestje in een donker zaaltje zonder flits foto’s wil trekken met een sluitertijd van 1/4000ste seconde, dan is geen lens groot genoeg om mij een goed belichte foto op te leveren – het resultaat zal zwart zijn.
Evenzo kan de camera op een helverlichte, zonnige dag geen sluitertijd vinden die kort genoeg is om bij een reuzegroot diafragma van f/1.4 géén overbelichte foto te krijgen. En uiteraard komt hier ook weer de lens om het hoekje kijken: een lens die een maximaal diafragma van f/1.4 heeft, zal bij kortere sluitertijden goed belichte foto’s kunnen trekken dan een eenvoudige lens met maximaal diafragma f/3.5. Dit onderscheidt onder andere de dure, losse lenzen van de goedkopere, ingebouwde compactcamera-lenzen.
ISO
Naast de sluitertijd en het diafragma is er nog een factor die de belichting van een foto beïnvloedt: de ISO-waarde. De term komt uit de analoge fotografie, waar de gevoeligheid van de filmpjes uitgedrukt werd in ASA en later in ISO. Om foto’s te nemen op een heldere, zonverlichte dag had je bv. een ISO 100 filmpje nodig, terwijl je voor een donker feestje beter een ISO 400 filmpje – met een grovere korrel – kon nemen. Voor wat hoort wat – die grove korrel zag je dan ook op de foto’s, maar je kon wel bij kortere sluitertijden goed belichte foto’s nemen.
Die gevoeligheid kan op een professioneel digitaal toestel ook ingesteld worden, of het toestel regelt de gevoeligheid zelf. En hier onderscheiden de body’s zich van elkaar: in hoe hoog ze met ISO-waarden kunnen gaan, en hoe kwalitatief de foto’s zijn bij hoge ISO-waarden.
Mijn compactcamera bv. kan tot ISO 800 gaan, maar vanaf ISO 400 zijn de foto’s waardeloos. Mijn D80 kan theoretisch tot ISO 3200 (!), maar pas vanaf ISO 800 beginnen de foto’s last te ondervinden van de hoge ISO-waarden.
Hoe hoger je met de ISO-waarden kan gaan, hoe lager je de sluitertijden kan houden.
Onderstaande voorbeelden verduidelijken de link tussen sluitertijd en ISO-waarde, tussen ISO-waarde en kwaliteit, en de ISO-kwaliteitsverschillen tussen toestellen onderling.
De eerste reeks foto’s is genomen met mijn Nikon Coolpix E4500 digitale compact-camera. De camera biedt vier ISO-standen, van 100 tot 800. Klik op onderstaande afbeelding voor een vergroting, en vergelijk de 4 beelden. Alle beelden zijn genomen met eenzelfde diafragma.
Je ziet dat met elke verhoging van de ISO-waarde de sluitertijd omlaag gaat, maar de kwaliteit afneemt. Vanaf ISO 400 is de korreligheid duidelijk zichtbaar, vanaf ISO 800 is deze onaanvaardbaar.
De tweede reeks foto’s is genomen met mijn Nikon D80 digitale reflexcamera. Deze camera biedt een hele resem ISO-standen tussen 100 en 3200. Klik op onderstaande afbeelding voor een vergroting, en vergelijk de 6 beelden. Alle beelden zijn genomen met eenzelfde diafragma.
Het eerste wat opvalt, is dat de beelden kwalitatief een stuk beter zijn (bv. qua kleuren) dan die van de E4500. Hier zien we verder opnieuw dat de sluitertijd omlaag gaat met elke ISO-verhoging, maar deze keer blijft de kwaliteit over de hele lijn aanvaardbaar, en zeker tot en met ISO 800.
De zoeker / het beeldscherm
Om een goede foto te trekken, moet je goed zien wàt je trekt. De compositie maak je vóór je de foto trekt. Daarom is een goede zoeker – of op compactcamera’s een beeldscherm – belangrijk.
De zoeker is het kleine gaatje achteraan de camera, waar je je oog tegen kan zetten om het beeld te zien dat je gaat trekken. Bij reflexcamera’s is het beeld dat je door deze zoeker ziet, identiek aan het beeld dat door de lens valt en dus uiteindelijk op je foto belandt.
Bij compactcamera’s is dat principe niet mogelijk. Bij compactcamera’s bevindt de zoeker zich een beetje boven de lens, waardoor je ongeveer hetzelfde beeld krijgt.
Bij analoge compactcamera’s moest je je hiermee tevreden stellen: je kijkt door de zoeker, je trekt de foto, en je hoopt dat je compositie okee is.
Digitale fotografie heeft hierin verandering gebracht: het beeld dat door de lens gestuurd wordt, kan wél rechtstreeks naar het digitale beeldschermpje gestuurd worden. Daardoor is de manier van fotograferen in de loop der jaren veranderd: vroeger werd een camera stevig tegen het oog gedrukt, tegenwoordig houden mensen de camera een meter voor zich uit om te fotograferen. Hierdoor is bij veel moderne compactcamera’s de zoeker zelfs compleet verdwenen, om plaats te sparen. Het schermpje is dan de enige preview die je nog krijgt.
Bij digitale reflexfotografie kijkt de fotograaf nog steeds door de zoeker. Een preview op het schermpje is technisch zelfs niet mogelijk. Maar dat is niet erg, want een goede zoeker biedt een veel beter beeld dan het beste schermpje ooit kan geven.
In een zoeker krijg je namelijk het échte beeld te zien, weg van alle omgevingslicht. Een beeldschermpje daarentegen is zeer gevoelig voor omgevingslicht, en geeft een digitaal beeld, dat uit pixeltjes opgebouwd is. Sommige goedkope cameraatjes leveren misschien wel mooie foto’s op, maar hebben een verschrikkelijk schermpje, waarop je je foto’s onmogelijk kan beoordelen.
In een professionele zoeker zie je de compositie die je gaat trekken, vergezeld van focuspunten, rasterlijnen en informatie.
In bovenstaande zoeker (van een Nikon D70) zie je het beeld dat genomen zal worden, zie je horizontale en verticale rasterlijnen die helpen om bv. een landschap recht in beeld te brengen, en zie je de 5 mogelijke focuspunten (de vette rand geeft aan dat het centrale focuspunt momenteel het actieve is, dit wil zeggen dat de camera zal scherpstellen op wat er in het middenste rechthoekje te zien is). Onderaan zie je informatie zoals sluitertijd, diafragma, belichting en aantal resterende foto’s.
Een goede zoeker is belangrijk bij een digitale reflexcamera. In het Nikon-gamma hebben de D80 en de D200 beduidend grotere zoekers dan de lagere modellen. De D50 en de D40 moeten het bovendien stellen zonder de rasterlijnen. Ook het aantal scherpstelpunten varieert: bij een D40 zijn dat er 3, bij een D50 en een D70 5 en bij een D80 en een D200 11.
Ook een goed beeldscherm is onontbeerlijk om je foto goed op te beoordelen. Alle digitale reflexcamera’s van Nikon zijn uitgerust met een kwalitatief LCD-scherm, dat vanuit verschillende hoeken kan bekeken worden. De D40, de D80 en de D200 beschikken over een reuzenscherm.
Informatiedisplay
Naast het LCD-schermpje, waarop je de foto kan bekijken, hebben de meeste digitale reflexcamera’s ook nog een statusschermpje, waarop continu informatie kan afgelezen worden.
Op dit schermpje zie je o.a.: sluitertijd, diafragma, batterijstatus, kwaliteit en formaat foto’s, aantal resterende foto’s, witbalans-instelling, …
Het grote voordeel van dit schermpje t.o.v. de kleurendisplay, is dat dit nauwelijks energie verbruikt. Je kan dus gerust een hele dag dit schermpje op laten staan, zonder dat je batterij uitgeput raakt.
Bij de Nikon D40 is dit schermpje om plaats- en kostenbesparende redenen geschrapt. Alle informatie dient afgelezen te worden van de kleurendisplay. Ik vind persoonlijk dat Nikon hiervoor een mooie en handige interface uitgewerkt heeft.
Bij de D50 is er geen hulpverlichting voorzien voor dit schermpje, wat een beetje lastig is in het donker.
En verder
Met de instellingen rond sluitertijd en diafragma, de ISO-waarde, de zoeker en de display zijn de belangrijkste kenmerken van een digitaal reflextoestel aangehaald.
Uiteraard bevinden zich op een camera nog veel meer snufjes, die het gebruiksgemak verhogen, en die de verschillen tussen camera’s uitmaken. Deze kunnen hier niet allemaal besproken worden, omdat ze dit al zeer lang artikel alleen maar nog véél langer zouden maken.
Een beknopte opsomming van de belangrijkste bijkomende kenmerken:
- Megapixels
Een van de belangrijkste kenmerken waarop camera’s afgerekend worden, is het aantal megapixels. Pixels zijn de piepkleine beeldpuntjes waaruit een digitale afbeelding opgebouwd is – elke pixel kan exact één kleur bevatten. Hoe meer pixels in een afbeelding, hoe kleiner de pixels en hoe fijner het beeld.
Je hebt een minimum aantal pixels nodig om een kwalitatieve afdruk van een afbeelding te kunnen maken. Een afbeelding die 3000 pixels in de breedte en 2000 pixels in de hoogte bevat, heeft 3000 x 2000 of 6.000.000 pixels, oftewel 6 megapixel.
Staar je echter niet blind op die megapixels alleen. 4 à 5 megapixel is ruim voldoende voor kwalitatieve afdrukken in allerlei formaten, dus verkies niet per se bv. een Nikon D80 boven een D50, alleen maar omdat de eerste 10 megapixel heeft, en de tweede “slechts” 6. 6 volstaat, en meer megapixels leveren misschien logge, onhandelbare bestanden op.
- Geheugenkaart
Het klassieke filmpje is bij een digitale camera vervangen door een geheugenkaartje. De belangrijkste en meest gebruikte geheugenkaartjes zijn de SD-kaartjes (Secure Digital) en de CompactFlash-kaartjes.
Binnen elk type kaartjes zijn er verschillende groottes beschikbaar (van 16 MB tot 4 GB), en verschillende snelheden (de snelheid bepaalt hoe rap de camera een getrokken beeld kan wegschrijven naar of kan lezen van de kaart, en hoeveel foto’s je m.a.w. per seconde kan trekken).
Welk type kaartje jouw (toekomstige?) camera gebruikt, doet er zo heel veel niet toe. Geheugen is niet zo verschrikkelijk duur meer, en vaak moet je bij een upgrade van toestel toch nieuwe kaartjes kopen, omdat de oude te klein zijn voor al je nieuwe megapixels.
- Bestandsformaat
De bestanden die op het geheugenkaartje opgeslaan worden, worden in een bepaald bestandsformaat weggeschreven. Meestal is dit het bekende JPG-formaat. Binnen JPG zijn er echter verschillende groottes en verschillende kwaliteiten mogelijk. Bovendien bieden de meeste digitale reflexcamera’s de mogelijkheid om de beelden ook in RAW-formaat weg te schrijven. Dit zijn joekels van bestanden (je krijgt dus minder foto’s op een kaartje), maar met een goed softwarepakket kan je hier wel veel meer beeldinformatie uit je foto mee krijgen. In de aflevering van vrijdag (software) meer hierover.
- Witbalans
Andere lichtomstandigheden leveren andere kleuren op. Bij spotlicht hebben kleuren een heel andere temperatuur dan bij TL-lampen, die op hun beurt weer een ander licht geven dan bv. daglicht. Dit noemen ze de kleurtemperatuur, of de witbalans.
Elk digitaal fototoestel staat toe om de witbalans te regelen.
Onderstaande afbeelding is drie keer dezelfde afbeelding, maar met een oplopende kleurtemperatuur of witbalans.
- Beeldstabilisatie
Hogerop in dit artikel kon je al lezen dat hoge sluitertijden de kans op bewegingsonscherpte vergroten, maar dat ze soms onvermijdelijk zijn. Als er niet veel licht is, is een hoge sluitertijd noodzakelijk om een goede belichting te krijgen.
De oplossing hiervoor is het gebruik van een statief (meer daarover donderdag). Het is echter niet altijd even eenvoudig om dit snel op te zetten of bij te hebben, en daarom wordt er steeds vaker en vaker beeldstabilisatie ingebouwd in een camera: een intern motortje dat de bewegingen van de hand detecteert en bijstuurt.
Bij digitale reflexcamera’s zit deze technologie meestal niet in de body ingebouwd, maar in de lens. Sony is de uitzondering op de regel; in de Alpha 100 is beeldstabilisatie ingebouwd in het toestel, en dus toepasbaar op eender welke lens.
Bij Nikon en Canon zit de stabilisatie ingebouwd in sommige lenzen. Meer hierover morgen.
- Sensor stof reiniging
Een probleem van het gebruik van wisselende lenzen, is dat kleine stofdeeltjes de camera kunnen binnendringen, en zich op de beeldsensor kunnen nestelen. Dit veroorzaakt vlekken op de foto, het best zichtbaar bij een heldere lucht. Hierdoor is het noodzakelijk om af en toe de sensor te kuisen, met gespecialiseerd reinigingsmateriaal (meer hierover donderdag).
Bij sommige camera’s, bijvoorbeeld de nieuwste reflexcamera’s van Canon, is een stofreinigingsmechanisme ingebouwd, waarbij de camera zelf de stofdeeltjes van de sensor trilt. Dit is handig, en beperkt het risico op beschadiging bij het schoonmaken.
- Batterijduur
Gespecialiseerde toestellen werken met gespecialiseerde batterijen, omdat ze veel stroom vragen. De meeste moderne camera’s hebben aangepaste batterijen die toelaten de camera een hele dag te gebruiken zonder op te laden. Bij de modernste camera’s kan de batterij informatie teruggeven aan de camera over de resterende lading, en het aantal foto’s dat getrokken werd sinds de laatste laadbeurt (dit is bv. het geval bij de batterij van de Nikon D80).
Morgen de tweede aflevering in deze reeks. Dan vertel ik meer over de lens.
hey ,ik zou graag een nikkon 2Dhs kopen de lensen die ik nu heb van mijn nikkon D50 zou ik ze dan nog kunnen gebruiken?
Ik zie niet in waarom niet. Maar voor de zekerheid best eens navragen bij je fotohandelaar voor je tot aanschaf over gaat. Maar normaal gezien is dat geen enkel probleem.
Fantastisch dat je zo helder voor een leek de zaken duidelijk maakt.
Dat is goed te begrijpen voor een beginner, wanneer komt je eerste boek uit.
see you
hallo ik heb een vraag, ben in het bezit van een Nikon D80 nu kan ik de sluitertijd wel zelf instellen maar het F getal kan ik via de A knop niet veranderen wat ik ook probeer heb jij eneg iedee?
Groetjes Esmeralda
Hoi Esmeralda,
Het f-getal (je diafragma) moet je wijzigen met de “secundaire instelschijf” in plaats van de primaire. Dus in plaats van het draaiknopje aan de achterkant van je body, moet je het draaiknopje vooraan gebruiken. Vermoedelijk is dat de fout die je maakt?
Groetjes,
Karel
Overzichtelijke uitleg. Ik had nog een vraagje. Ik heb een Nikon D80 en ik heb begrepen dat je tussen de verschillende scherpstelpunten kan wisselen. Alleen vind ik die optie nergens. Als je scherpstelt toont hij vaak een aantal punten waar hij op scherp (kan) zet(ten) en ik zou hier tussen willen wisselen.
Michiel
Michiel,
Je kan inderdaad tussen de verschillende scherpstelpunten. Dat kan echter alleen in de modussen P, S, A en M. Dus niet in de auto-stand.
Om van scherpstelpunt te wisselen, gebruik je tijdens de compositie van je foto de ronde knop met de vier pijlen op de achterkant van je body.
Let wel op: de L-knop die erbij staat mag niet op L (lock) staan, want anders zijn de scherpstelpunten vergrendeld.
je verdient een standbeeld en een boek !
Ik ben van mijn vroegere spiegelreflex naar digitale toestellen ( fuji finepix en powershot van canon, familiegebruik, overgestapt)
leuke toestellen maar veel te weinig mogelijkheden, te traag etc..
Ik zoek een goede digitale reflexcamera, met sensorreiniging, beeldstabilisatie.
Canon D40 ?
Nikon ( geen sensorreiniging, probleem bij verwisselen lenzen?)
Sony alfa 700 ( geen live view, weinig lenzen)
Ik denk dat alle toestellen voor en nadelen hebben
Maar ik wil voor een aanvaardbaar budget een goede telezoomlens maar ook nu en dan eens een macroopname kunnen maken.
kan jij advies geven ???
Super bedankt voor je zuivere uitleg.
Groeten René
Johan,
Zoals ik al eerder heb aangegeven in de reacties op deze artikels, geef ik liever geen aankoopadvies. Neem rustig de tijd om voor jezelf de voor- en de nadelen af te wegen en je eigen keuze te maken.
Functies als sensorreiniging zijn leuk, maar niet levensnoodzakelijk. Dus laat die je keuze niet alleen bepalen, concentreer je op de grote lijnen.
Ik kan trouwens geen advies geven, want ik weet niet wat voor jou een aanvaardbaar budget is. Dat ligt voor iedereen anders. De Alfa 700 vind ik persoonlijk al aan de prijzige kant. Je wil live view, maar ook bij Canon en Nikon komt dat alleen voor op de gloednieuwe en dure modellen. En bij Nikon en Canon heb je dan weer het ‘nadeel’ dat de beeldstabilisatie zich niet in het toestel, maar op de lens bevindt.
Kortom: veel voor- en nadelen, en enkel jij kan bepalen welke doorwegen voor jou en welke niet, en welk budget je ervoor over hebt.
Succes!
Hoi, heb zelf een D40 van nikon, en was aant rondneuzen voor informatie om foto’s te verbeteren en kwam deze site tegen:
http://www.reizen.nl/published/rei/content/pagina/funenwin/digitalereiziger/r0506mini-cursusnr1.nl.html
Misschien ook handig voor sommige van jullie, het geeft uitleg aan de hand van voorbeelden bij specifieke instellingen die overigens niet ingewikkeld zijn en niet camera type gebonden.
groetjes
Interessante tip, Wiljo!
Ik was van plan om de Sony Alpha 100 aan te schaffen, maar nu blijkt in februari 2008 een nieuw type uit te komen, de Alpha 200. Veel (kleine) verbeteringen, maar ook 1 verslechtering (denk ik). Er is namelijk geen Voorbeeld van scherptediepte meer.
Kan iemand mij uitleggen wat dat precies betekent? Kan ik dan wel in de zoeker zien waar ik op scherpstel, dus niet met een tekentje maar ook echt in het beeld?
Alvast bedankt.
Geweldige site voor een beginner. Alles helder en duidelijk uiteengezet. Die site waar Wiljo mee aankomt is dan de volgende stap die je maken kan.
Bedankt voor alle duidelijke info.
De verhouding ISO-diafragma-Sluiter begin ik nu iets beter te begrijpen. Graag zou ik behalve deze drie ook nogeens veel voorkomende fouten in de opnames en de oorzaken besproken zien. Zoals bijv. kleurzwemen op de opnames, en waarom zwarte objecen heel gauw overbelicht en blauw uitkomen op plaat als je binnen opnames maakt.
Bij voorbaat dank!
Dank je voor deze heldere uitleg.
Ik heb 2 dagen geleden een Nikon D90 gekocht en dit zal me zeker helpen om er mee te werken.
Hallo,
Ik heb net een nieuwe camera gekocht (Nikon D40)
Wat is er dan mooier dan je helemaal in te lezen over het hoe of wat van je nieuwe hobby.
Vandaar dat ik deze site dan ook een prachtig initiatief vind.
Mijn Complimenten!!!!!!!!!!!!
mvg Hans
heel heldere uitleg, duidelijk aansluitende foto’s
heel leerrijk voor een leek die stapgewijs het maximum uit zijn
fototoestel wil halen.
Good job Karel !!
Echt fantastische uitleg. Ik fotografeer al meer dan 25 jaar dans en gymnastiekfotografie en…leerde via uw uitleg weer iets bij vandaag. Hartelijk dank. Ik ben een echte fanaat en leerde alles aan mezelf al doende door de jaren heen. Sedert 6 maanden, na veel sparen heb ik nu een Nikkon D3. Zaterdag is er het Belgisch kampioenschap acrobatische gymnastiek en uw uitleg zal me echt van pas komen.
Groeten en dank,
Fons
Ik begrijp iets niet, ik heb een NIKON D80 maar de F kan ik niet op 1.4 krijgen het laagste is 4,5, kan er mij dat iemand uitleggen? Ik kom er gek van, ik vind maar niet hoe je dit moet veranderen.
alvast bedankt!
Axelle
Axelle,
Je mogelijke F-waarden worden volledig bepaald door je objectief (je lens). Als je lens dus geen groter diafragma dan f/4.5 heeft, dan mag je op alle knopjes van je D80 duwen, je zal het niet lager krijgen 🙂
Andere lens dus, als je lichtgevoeliger wil shooten…
Heel goed uitgelegd! Ik was weer even op zoek naar een “opfrisser” (hoe alles in elkaar steekt) en dat leg je op een makkelijke manier uit.
Hallo,
Allereerst, ik vind je uitleg heel goed.
Maar ik heb een vraag: Wil jij eens haarfijn uitleggen wat
de “cropfactor”is en of daar ook sprake van bij de SONY-A350?
Ik ben je dan zeer erkentelijk!!
mvg
Paul de Bock
Beste Paul,
Om het haarfijn uit te leggen ontbreekt de tijd me. Maar, ja daar is ook sprake van bij de Sony A350. Bij de overgrote meerderheid van de digitale camera’s, enkel bij de professionele ‘FullFrame’ modellen niet.
In één zin: de crop factor zorgt ervoor dat beelden op een digitale camera 1,5 keer meer ingezoomd zijn dan met dezelfde lens op een traditionele filmcamera. Of een digitale fullframecamera.
Dat is geen nadeel. Dat is gewoon iets om rekening mee te houden bij de aanschaf van lenzen.
Mijn complimenten. zeer nuttige informatie voor al wie wil beginnen fotograferen
Hallo Karel;
Volg nu ook sinds een week of acht school fotografie,
en vind dat je het beter kan uitleggen dan mijn leeraar.
Het is inderdaad mensentaal waarom geef jij ook geen avondschool,
nog veel succes verder.
Hoj,
ik heb een nikon D80, en met te veel licht kan ik geen onoverbelichte foto maken, ik heb geprobeert met Diafragma 22 en 6” sluitertijd maar dat lukt niet,
heeft iemand een oplossing?
Hallo,
Eindelijk eens een klaar en duidelijke uitleg.
Pas nieuwe digi-reflex camera gekocht (Nikon D90).
Prima toestel dit met een tamron lens 18-270.
En hup toestel direct mee op reis.
Veel aan het toestel wijst zichzelf uit, de ingebouwde helpfunctie doet ok prima zijn werk .
Wat ik nu niet vind is graag had ik op het display gezien hoe veel foto’s ik nog kan nemen.
Normaal als je de ontspanner half indrukt komt er “r16” op, wat wijst op de resterende foto’s die je nog kan nemen.
Wat raar is bij mij zelfs met een volle kaart of een nieuwe kaart erin blijft het steeds “r16”.
Wat zou ik mis doen of over het hoofd zien ?
Alvast bedankt Francis
Gister een Nex 5R besteld om mooie foto’s van mijn vakantie te kunnen maken, jouw uitleg gaat daar zeker bij helpen! Bedankt
mis een aantal zaken voor al wat betreft de live view en focus bij bv een D5000 , ik heb deze camera en merk dat bij de liveview de camera langzamer is dan via de view finder en ik mis een stukje over filmen met je dslr ten op zichte van een compact camera
Mooi uitgelegd en ik denk dat het voor beginnende hobby fotografen nodig is om zo’n goede en duidelijke uitleg te krijgen. Bedankt .. ik heb alvast veel van je geleerd 😉