Toen ik klein werd, werden de telefoons steeds kleiner en kleiner. De lompe zwarte toestellen met draaischijf werden eerst vervangen door beige telefoons met druktoetsen, en later door elegante hangmodelletjes die tegen de muur nauwelijks nog opvielen, om tenslotte vervangen te worden door kleine, digitale, huistelefoons.
De mobilofoon – te gek gewoon – nam vroeger een halve auto in beslag. Wilde je telefoneren onderweg, dan nam je toch best een ruime auto. Toen kwamen de eerste GSM’s, waarmee je iemand dood kon slaan, om geleidelijk aan vervangen te worden tot modelletjes die zo klein geworden zijn dat je ze tussen je sleutels in je zak verliest.
Toen kwamen de smartphones. Ultraplatte telefoons, maar met een ruim aanraakscherm, en een resem nieuwe mogelijkheden. Okee, ze zijn iets groter dan sommige ‘gewone’ GSM’s, maar ze vervangen je GSM, je agenda, je walkman, je fotocamera, je adresboek en je GameBoy, en dat scheelt een pak in je broekzak.
En toen dacht Apple “al dat klein gedoe is voor niks nodig” en brachten ze een joekel van een iPhone uit ter grootte van een laptop, waarmee je noch kan bellen, noch kan SMS’en, noch deftige programma’s kan draaien. Te groot voor de broekzak, de broos voor de rugzak.
Revolutionair, heet dat.
Ketter! 😉
Dat is toch de beschrijving van de iMac ?